Bevestigingsdienst 28-3-21
Intochtslied: lied 276 vers 1.
Zomaar een dak boven wat hoofden,
deur die naar stilte open staat.
Muren van huid, ramen als ogen,
speurend naar hoop en dageraad.
Huis dat een levend lichaam wordt
als wij er binnen gaan
om recht voor God te staan.
Votum en groet
Drempelgebed
Lied 418: 1 t/m 3.
God schenk ons de kracht dicht bij U te
blijven,
dan zal ons geen macht uit elkander
drijven.
Zijn wij in U één, samen op uw wegen
dan wordt ons tot zegen lachen en
geween.
Niemand kan alleen, Heer, uw zegen
dragen;
zegen drijft ons heen naar wie vrede
vragen.
Wat Gij schenkt wordt meer naar gelang
wij delen
horen, helpen, helen, -vruchtbaar in de
Heer.
Vrede, vrede laat Gij in onze handen,
dat wij die als zaad dragen door de landen,
zaaiend dag aan dag, zaaiend in den brede,
totdat in uw vrede ons hart rusten mag.
Leefregel
Lied 912: 1, 2 en 8
Neem mijn leven laat het Heer
toegewijd zijn aan uw eer.
Maak mijn uren en mijn tijd
tot uw lof en dienst bereid.
Neem mijn handen, maak ze sterk
trouw en vaardig tot uw werk
Maak dat ik mijn voeten zet
op de wegen van uw wet.
Neem en weeg mijn staat en stand
in de weegschaal van uw hand.
Maak dat ik in deemoed leer
knecht te zijn als Gij, o Heer.
Bevestiging:
Jan Geert Bouma en Gerrit Kolkman.
Lied 360: vers 1 (staande)
Kom schepper, Geest daal tot ons neer,
houd Gij bij ons uw intocht Heer;
vervul het hart dat U verbeidt
met hemelse barmhartigheid.
Schriftlezing: Psalm 72
Lied 440: vers 1
Ga stillen in den lande,
uw koning tegemoet
de intocht is op handen
van Hem die wonderen doet
Gij die de Heer verwacht,
laat ons voor alle dingen
Hem ons hasanna zingen.
Hij komt, Hij komt met macht.
Preek
Muziek
Lied 461: 1, 3 en 4
Wij wachten op de koning
die ons de vrede brengt,
ontsteken onze lampen
totdat Hij komt!
Het vuur van onze vreugde,
de gloed van ons gezang
zal niet meer kunnen doven
totdat hij komt!
Wij wachten op de koning
zijn ster is al gezien.
Vol vreugde is de morgen
wanneer hij komt.
Gebeden, Onze Vader
Lied 542: 1 en 2.
God roept de mens op weg te gaan,
zijn leven is een reis:
Verlaat wat gij bezit en ga
Naar 't leven dat u wijs
Het volk van God was veertig jaar
een mensenleven lang-
op weg naar het beloofde land,
het land van Kanaãn.
Zegen.